21. Garmt Meima

Garmt Meima

Maandag is wasdag, ook in Winsum-Obergum. Maar op maandag 13 december 1875 heeft Johanna Meima-Danhof wel wat anders aan haar hoofd dan de was of de bakkerswinkel: haar tweede kindje kondigt zich aan. Om vier uur ’s middags wordt de kleine Garmt geboren, tweede zoon van Klaas en Johanna, genoemd naar Johanna’s vader.

Piet en Garmt krijgen nog drie broertjes en een zusje: Harmannus, Reinholt, Jantje en – omdat de eerste Harmannus op twee-jarige leeftijd overlijdt, weer een Harmannus, roepnaam Mans. Sprongetje in de tijd: Garmt zou later aan zijn kinderen vertellen hoe Piet op een avond thuiskwam van de jongelingsvereniging en zo opgewonden was dat hij het tegen Mans moest zeggen: “Mans, ik ben penningmeester”. Maar Mans sliep al en bromde alleen maar: “Ach jong!”. “Mans, Mans! Ik ben penningmeester!!” Helaas voor Piet kwam Mans op dat tijdstip niet verder dan: “Ach jong, ken mie ’t schelen!” voordat hij zich omdraaide en verder sliep.

De jonge Garmt

Garmt is een pienter ventje. Anders dan zijn broers taalt hij niet naar de bakkerij van vader Klaas. Hij houdt van leren en als hij net dertien is, op 1 januari 1889, wordt hij aangesteld als hulpje van de meester op de christelijke lagere school aan de Nieuwestraat in Obergum. De school bestaat net twaalf-en-een-half jaar, is opgericht door de christelijke gereformeerde gemeente Winsum-Obergum en is gebouwd op een stuk land, door de kerk aangekocht van broeder Roelf Beukema. Bakker Klaas zat in de oprichtingscommissie met de dominee: P.A. Lanting en vijf andere mannenbroeders: D. Antuma, J. Frouws, A. Hoff, J. Hommes en K. Riekels.

Gedenksteen vanwege de bouw van de  school

Garmt is nog te jong om als kwekeling te kunnen worden aangesteld; hij krijgt dan ook geen salaris, maar een bedrag van tien gulden voor de aanschaf van studieboeken. In 1892 wordt hij bevorderd tot kwekeling tegen een salaris van dertig gulden per maand. Per 1 januari 1895, als hij zijn onderwijzersdiploma heeft en de school een derde onderwijzer moet aanstellen, wordt hij benoemd tot onderwijzer. Salaris: vijfhonderd gulden per jaar.

Twee jaar later slaat hij zijn vleugels uit en vertrekt naar Amsterdam. Volgens Mans werkte hij daar op een school in een volksbuurt. Nader onderzoek leert dat het ging om de Marnixschool … in de Marnixstraat.

In Winsum gaat het ondertussen niet goed met de school of eigenlijk juist te goed: het aantal leerlingen groeit en de onderwijzers zijn schaars. Men besluit een dringend beroep te doen op Meima in Amsterdam, maar die is niet van plan om terug te keren naar waar hij vandaan komt.
Toch bindt hem iets, of liever iemand, aan Winsum-Obergum: zijn jeugdliefde Janna Frouws. Janna is twee maanden jonger dan Garmt en evenals hij geboren in Obergum, waar haar vader Jan Frouws een boerderij had. Haar moeder, Janna Stol, is overleden na de geboorte van haar tweede kindje, toen Janna nog geen anderhalf jaar oud was. Vader Frouws is inmiddels opnieuw getrouwd, heeft met zijn tweede vrouw een aantal kinderen gekregen en is verhuisd naar Baflo. Misschien vindt Janna het jammer dat Garmt niet terugkomt, maar het kan ook heel goed zijn dat ze het prachtig vindt om met hem uit het dorp te vertrekken. Vier maanden na broer Piet en schoonzus Lina trouwen Garmt en Janna trouwen op zaterdag 4 augustus 1900 in Bafl0.

  Piet en Lina, Garmt en Janna

Lang blijven ze niet in Amsterdam; daarover volgende keer meer.

 

Geschreven bronnen:

1.H.B. Gerritsma e.a.: Het verhaal van een bijzondere school; Christelijke scholen Winsum-Obergum 1876-2001. Bedum, 2001;

  1. J.A. van Bennekom en J.Ph. Barendregt: Een eeuw christelijk onderwijs in Amsterdam; Bij het honderdjarig bestaan van de Vereeniging tot bevordering van christelijk schoolonderwijs voor de stad Amsterdam. Amsterdam, 1945.

Verder dank aan onze oom Mans voor het delen van zijn herinneringen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *