8. Brief aan opa

Lieve opa Garmt,

Je was al elf jaar (hé, eigenlijk nog maar elf jaar) dood toen ik geboren werd. En als je nog geleefd had, had ik vast geen “je” tegen je mogen zeggen…

Ik heb je eigenlijk nooit gemist: ik trof bij mijn geboorte de wereld, mijn wereld, aan zonder jou, dus dat was normaal. En ik heb ook eigenlijk nooit gemerkt dat mijn vader je miste. Wel had ie het vaak over je, met een mengeling van respect en ergernis. Toch droomde ik een tijd geleden dat je toen helemaal niet doodgegaan was: je was min of meer ontvoerd en had op een andere plek verder geleefd. Maar een paar jaar geleden was je alsnog overleden. Ik voelde boosheid en frustratie: ik had je kunnen kennen!!

De laatste jaren ben je veel meer in mijn leven aanwezig dan ooit, dat komt door al die Meima-papieren die ik inmiddels in huis heb: onze stamboom, oma’s brieven aan haar zuster Marie vanaf 1900 tot 1947 (en daar zitten er ook een paar van jou tussen), concepten van een aantal van jouw artikelen, en een deel van jullie administratie. Dank je wel!

Wat heb je veel gedaan in en met je leven! Je werd geboren als tweede zoon van een bakker in Winsum-Obergum.
En je leerde door, je werd onderwijzer in Winsum-Obergum en in Amsterdam, hoofdonderwijzer in Rijsoord, leraar aan de kweekschool in Groningen, onderwijsinspecteur en uiteindelijk directeur van diezelfde kweekschool met den Bijbel.

Opa voor de klas

En je schreef leerboeken voor het christelijk onderwijs: bijbelse geschiedenis, bijbelse aardrijkskunde, bijbelse archaeologie En dan allerlei artikeltjes, zoals die in de kerkbode, gebundeld in drie boeken: De haardvuren brandende, Wij en onze kinderen en Gezinsleven.
Daarnaast was je actief in kerk (de gereformeerde kerk) en politiek (de Anti-Revolutionaire Partij) en ook bijvoorbeeld als ambtenaar van de burgerlijke stand. In Rijsoord ontving je een uitnodiging voor de viering van de zeventigste verjaardag van de grote Abraham Kuyper. En naar aanleiding van je overlijden verscheen er een In Memoriam in de Groninger Kerkbode. Meima, de dienstbare, word je daar genoemd.

En dan in het persoonlijke vlak. Je trouwde op je vierentwintigste met Janna Frouws,uit je dorp Winsum-Obergum en zij zal je vergezeld hebben naar Amsterdam, waar je een baan kreeg als onderwijzer. Maar ze overleed een half jaar na jullie huwelijk. En jij verliet Amsterdam en kreeg een baan als hoofdonderwijzer in Rijsoord. Daar stond de jongste dochter van de voorzitter van het schoolbestuur je wel aan (en jij haar, nemen we aan): Grietje Reinen van Nes. Jullie trouwden en kregen negen kinderen: Johanna (Jo), Willempje (Wim), Klaas, Cornelis (Kees), Piet, Marie, Reinholt, Janus (Jos) en Harmannus (Mans).

Je hebt hen nog lange tijd kunnen begeleiden en volgen, vooral de ouderen. En wat een zorgen hebben jij en oma gehad in de oorlog, vooral om de kinderen en kleinkinderen in Indië. En wat een verdriet, toen Piet en Theo bleken te zijn overleden. En de dood van je schoondochter Netty in Indië in 1948 heeft je misschien wel zo aangegrepen dat je lichaam het opgaf – in elk geval overleed je kort nadat je dat bericht had ontvangen.

Je stierf op 5 augustus 1948 en wat is er daarna veel gebeurd. Je jongste zoon was toen nog maar 23 jaar en moet je hem nu een zien: 81, ruim vijftig jaar getrouwd, vader van vijf kinderen en grootvader van zes kleinkinderen. Inderdaad – de gezinnen zijn niet meer zo groot als toen jij en oma jullie gezin stichtten. Maar misschien weet je dat allemaal wel – misschien zorgen jullie, die ons zijn voorgegaan (jij en oma en acht van je negen kinderen en hun partners en zelfs een paar van je kleinkinderen) van daaruit een beetje voor ons. En als dat zo is, dan vind je het vast ook wel goed dat ik je van hieruit, met veel respect, jij noem.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *