Opvallend veel Meima’s schrijven. Althans zo lijkt het mij.
Onze overgrootvader, de bakker in Winsum, kon lezen en schrijven. Hij schreef in zijn bijbel de belangrijke dingen van zijn leven: de huwelijken, de geboorten, het sterven. Hoeveel verder zijn schrijfdrift ging weet ik niet.
Onze opa Garmt schreef een heleboel: onder andere drie boeken bij elkaar, vol met stukjes over hoe ouders met hun kinderen zouden moeten omgaan.
En hoe zit het met de volgende generatie? Bij de oudste is het meteen al raak: tante Jo schreef meerdere boeken. Kinderboeken zijn het en ze gaan over kinderen in Indië. “Kinderen in brandend land”, “Roekminah”, “Het geschenk van Opa” (zijn er nog meer? En gaat dat laatste boek inderdaad ook over Indië?). Je kunt via ze het internet nog bestellen bij tweedehands boekwinkels.
Oom Klaas schreef zijn hele werkend leven lang waarschijnlijk een preek per week – of hij daarnaast nog als schrijver actief was weet ik niet.
Van mijn vader weet ik dat hij ettelijke plannen heeft gehad tot het schrijven van een boek. Een detective, een autobiografie. Na zijn overlijden kwamen de schriften met beginnetjes van een boek tevoorschijn en mijn dochters hebben die nog lang als tekenpapier gebruikt. Om den brode schreef hij een tijdlang artikelen in de kerkbode. Ik geloof niet dat die bewaard zijn gebleven. Ik heb ze in ieder geval nooit gezien en googlen levert ook niets op.
Zou oom Piet ook ambities hebben gehad in deze richting? Hij hield van boeken en maakte daar zelfs zijn vak van. Een paar brieven (die hij aan zijn broers en zuster in Indië schreef) doen vermoeden dat hij in ieder geval plezier in schrijven had.
Oom Jos hield in de drie jaar dat hij in de oorlog in krijgsgevangenenkampen doorbracht een dagboek bij en dat maakt nu deel uit van het boek dat hij met dochter Trix en zoon Wim samenstelde over zijn leven. Heel indrukwekkend.
En Mans volgde recentelijk nog een cursus autobiografisch schrijven. In “Onze goudgele grens” kunnen we daarvan meegenieten. Op zijn dertiende schreef hij trouwens al hele leuke brieven naar Indië (zie “Een vooroorlogse avond in huize Meima”)
Wie er van onze generatie aan het schrijven is geslagen weet ik niet precies, behalve natuurlijk Dieneke, die vorig jaar haar eerste kinderboek publiceerde: “Vlekje, het mislukte heksje”. (Goedgekeurd door mijn jongste dochter!). In ieder geval delen Henri Bik en ik de hobby om over onze familie te schrijven.
Nog even terug naar opa en zijn stukjes in de Groninger Kerkbode: door wat speurwerk op het internet vond ik onze opa vermeld in een voetnoot van een artikel van een Nederlandse pedagoge: Nelleke Bakker(*). Zij deed onderzoek naar de rol van angst/bangmakerij in de opvoeding van kinderen in Nederland in de periode 1850-1950. Verrassend: onze opa ziet ze daarin als één van de vernieuwers binnen de protestants-christelijke opvoedingstraditie! Ze verwijst dan in het bijzonder naar een hoofdstukje uit “De Haardvuren Brandende”, getiteld: “Dressuur?” Daarin schrijft opa onder meer:
De vrees is niet de ware opvoedster.
…
De vrees voor ons kan ze (onze kinderen) wel eens van wat kwaads terughouden, maar tot het doen van wat goeds brengen wij ze niet. Liefde alleen is de goede motor, liefde tot de ouders, beter nog: liefde tot God en Zijn heilige geboden. Natuurlijk, het kind moet ontzag hebben voor vader en moeder, maar een vrees zonder liefde, zonder hoogachting, zonder vertrouwen; alleen maar een bang gevoel bij het naderen van vader en moeder, dat is ongetwijfeld zeer onvoldoende in de opvoeding van onze kinderen.
Waarom schreef opa Garmt? Laat me raden: omdat hij iets te vertellen had
(*)The Meaning Of Fear. Emotional Standards For Children In The Netherlands, 1850-1950: Was There A Western Transformation? In Journal of Social History 34.2 (2000) 369 – 391